come up to
US /kʌm ʌp tə/
UK /kʌm ʌp tə/

1.
naderen, naar toe komen
to approach someone or something
:
•
A stranger came up to me and asked for directions.
Een vreemdeling kwam naar me toe en vroeg om de weg.
•
The dog came up to the fence and barked.
De hond kwam naar het hek en blafte.
2.
voldoen aan, evenaren
to be equal to or as good as something else
:
•
His performance didn't quite come up to expectations.
Zijn prestatie voldeed niet helemaal aan de verwachtingen.
•
This new model doesn't come up to the standard of the previous one.
Dit nieuwe model voldoet niet aan de standaard van het vorige.