come down

US /kʌm daʊn/
UK /kʌm daʊn/
"come down" picture
1.

neerkomen, instorten

to fall to the ground

:
The heavy rain made the old tree come down.
De zware regen deed de oude boom neerkomen.
The ceiling might come down if the leak isn't fixed soon.
Het plafond zou kunnen instorten als het lek niet snel wordt gerepareerd.
2.

overgeleverd worden, doorgegeven worden

to be passed on from one generation to the next

:
This tradition has come down through centuries.
Deze traditie is door de eeuwen heen overgeleverd.
The story has come down to us from ancient times.
Het verhaal is tot ons gekomen uit de oudheid.
3.

dalen, afnemen

to become less intense or severe

:
The fever should come down after you take this medicine.
De koorts zou moeten zakken nadat je dit medicijn hebt ingenomen.
The prices of houses have finally started to come down.
De huizenprijzen zijn eindelijk begonnen te dalen.