come down
US /kʌm daʊn/
UK /kʌm daʊn/

1.
2.
overgeleverd worden, doorgegeven worden
to be passed on from one generation to the next
:
•
This tradition has come down through centuries.
Deze traditie is door de eeuwen heen overgeleverd.
•
The story has come down to us from ancient times.
Het verhaal is tot ons gekomen uit de oudheid.
3.
dalen, afnemen
to become less intense or severe
:
•
The fever should come down after you take this medicine.
De koorts zou moeten zakken nadat je dit medicijn hebt ingenomen.
•
The prices of houses have finally started to come down.
De huizenprijzen zijn eindelijk begonnen te dalen.