come around

US /kʌm əˈraʊnd/
UK /kʌm əˈraʊnd/
"come around" picture
1.

langskomen, op bezoek komen

to visit someone's house

:
Why don't you come around for dinner tonight?
Waarom kom je vanavond niet langs voor het avondeten?
She said she would come around later.
Ze zei dat ze later langs zou komen.
2.

bijkomen, tot bewustzijn komen

to regain consciousness

:
After she fainted, it took a few minutes for her to come around.
Nadat ze flauwviel, duurde het een paar minuten voordat ze bijkwam.
The patient is starting to come around after the surgery.
De patiënt begint bij te komen na de operatie.
3.

bijdraaien, van mening veranderen

to change one's opinion or decision, often to agree with someone else

:
He was against the idea at first, but he eventually came around.
Hij was eerst tegen het idee, maar uiteindelijk draaide hij bij.
We're hoping she'll come around to our way of thinking.
We hopen dat ze bijdraait naar onze manier van denken.