cleft

US /kleft/
UK /kleft/
"cleft" picture
1.

gespleten, gekloofd

split, divided, or partially divided into two

:
The rock had a deep cleft in its surface.
De rots had een diepe spleet in zijn oppervlak.
He had a cleft chin.
Hij had een gespleten kin.
1.

spleet, kloof

a split or division

:
The mountaineer found a narrow cleft to climb through.
De bergbeklimmer vond een smalle spleet om doorheen te klimmen.
A deep cleft ran down the middle of the ancient tree.
Een diepe spleet liep door het midden van de oude boom.
1.

gespleten, gekloofd

past participle of cleave (to split or divide)

:
The axe had cleft the log in two.
De bijl had de boomstam in tweeën gespleten.
The lightning cleft the ancient oak.
De bliksem had de oude eik gespleten.