caper

US /ˈkeɪ.pɚ/
UK /ˈkeɪ.pɚ/
"caper" picture
1.

sprong, capriool

a playful skip or leap

:
The children did a joyful caper across the field.
De kinderen maakten een vrolijke sprong over het veld.
He gave a little caper of delight when he heard the news.
Hij maakte een kleine sprong van vreugde toen hij het nieuws hoorde.
2.

stunt, capriool, misdaad

an illicit or mischievous activity or escapade

:
The gang's latest caper involved stealing a priceless painting.
De laatste stunt van de bende betrof het stelen van een onbetaalbaar schilderij.
They planned a daring caper to break into the museum.
Ze planden een gewaagde stunt om in het museum in te breken.
1.

huppelen, springen

to skip or dance about in a lively or playful way

:
The puppies capered around the garden.
De puppy's huppelden door de tuin.
She capered with joy after winning the race.
Ze huppelde van vreugde na het winnen van de race.