boogie
US /ˈbʊ.ɡi/
UK /ˈbʊ.ɡi/

1.
dansen, boogiewoogie dansen
dance to pop or rock music
:
•
Let's boogie down to the disco.
Laten we dansen naar de disco.
•
The band started to play, and everyone began to boogie.
De band begon te spelen, en iedereen begon te dansen.
2.
1.
boogie, boogiewoogie
a style of blues played on the piano with a strong, fast, repetitive bass part
:
•
He played a lively boogie on the piano.
Hij speelde een levendige boogie op de piano.
•
The band's new song has a great boogie rhythm.
Het nieuwe nummer van de band heeft een geweldig boogie-ritme.