jive

US /dʒaɪv/
UK /dʒaɪv/
"jive" picture
1.

jive, jive-dans

a style of dance popular in the 1940s, performed to swing music

:
They learned to dance the jive at the local club.
Ze leerden de jive dansen in de plaatselijke club.
The band played upbeat swing music perfect for a lively jive.
De band speelde vrolijke swingmuziek, perfect voor een levendige jive.
2.

onzin, gezwets

deceptive or insincere talk

:
Don't give me that jive; I know what you're really up to.
Geef me die onzin niet; ik weet wat je echt van plan bent.
His explanation was just a lot of jive to avoid responsibility.
Zijn verklaring was gewoon veel onzin om verantwoordelijkheid te ontlopen.
1.

jiven, de jive dansen

to dance to jive music

:
They spent the whole night jiving on the dance floor.
Ze brachten de hele nacht jiving door op de dansvloer.
The energetic music made everyone want to get up and jive.
De energieke muziek zorgde ervoor dat iedereen wilde opstaan en jiven.
2.

zwetsen, onzin praten

to speak in a deceptive or insincere way

:
He tried to jive his way out of trouble, but no one believed him.
Hij probeerde zich uit de problemen te jiven, maar niemand geloofde hem.
Stop jiving and tell me the truth.
Stop met zwetsen en vertel me de waarheid.