asset
US /ˈæs.et/
UK /ˈæs.et/
1.
aanwinst, troef
a useful or valuable thing, person, or quality
:
•
Her experience is a great asset to the team.
Haar ervaring is een grote aanwinst voor het team.
•
Good communication skills are a valuable asset in any profession.
Goede communicatievaardigheden zijn een waardevolle aanwinst in elk beroep.
2.
activa, bezittingen
a property owned by a person or company, regarded as having value and available to meet debts, commitments, or legacies
:
•
The company's total assets include buildings, equipment, and cash.
De totale activa van het bedrijf omvatten gebouwen, apparatuur en contant geld.
•
He declared all his assets before filing for bankruptcy.
Hij verklaarde al zijn activa voordat hij faillissement aanvroeg.