account

US /əˈkaʊnt/
UK /əˈkaʊnt/
"account" picture
1.

verslag, beschrijving

a report or description of an event or experience

:
She gave a detailed account of her travels.
Ze gaf een gedetailleerd verslag van haar reizen.
The witness's account of the accident was crucial.
Het verslag van de getuige van het ongeluk was cruciaal.
2.

rekening, boekhouding

a record or statement of financial expenditure or receipts relating to a particular period or purpose

:
I need to check my bank account.
Ik moet mijn bankrekening controleren.
The company's financial accounts showed a profit.
De financiële rekeningen van het bedrijf toonden winst.
3.

rekening

an arrangement with a bank or other financial institution to keep money there and to allow the customer to take money out, etc.

:
I opened a new savings account.
Ik heb een nieuwe spaarrekening geopend.
You can access your account online.
U kunt uw rekening online raadplegen.
4.

klant, afnemer

a customer of a business, especially one with a credit arrangement

:
We have many large corporate accounts.
We hebben veel grote zakelijke klanten.
The sales team is responsible for managing key accounts.
Het verkoopteam is verantwoordelijk voor het beheren van belangrijke klanten.
1.

beschouwen, verklaren

to consider or regard in a specified way

:
He was accounted a hero for his bravery.
Hij werd beschouwd als een held vanwege zijn moed.
The incident was accounted for in the report.
Het incident werd verklaard in het rapport.