wave

US /weɪv/
UK /weɪv/
"wave" picture
1.

golf

a ridge of water moving across the surface of a sea, lake, etc.

:
The boat was tossed by the large waves.
De boot werd heen en weer geslingerd door de grote golven.
Surfers wait for the perfect wave.
Surfers wachten op de perfecte golf.
2.

zwaai, gebaar

a gesture with the hand and arm, used to greet someone or to signal something

:
She gave a friendly wave as I passed by.
Ze gaf een vriendelijke zwaai toen ik voorbij kwam.
He gave a quick wave to the crowd.
Hij gaf een snelle zwaai naar de menigte.
3.

golf, vlaag

a period in which there is an increase in a particular activity or type of behavior

:
There's a new wave of interest in renewable energy.
Er is een nieuwe golf van interesse in hernieuwbare energie.
The company experienced a wave of new hires.
Het bedrijf kende een golf van nieuwe aanwervingen.
1.

zwaaien, wenken

move one's hand or arm to and fro in greeting or as a signal

:
She waved goodbye to her friends.
Ze zwaaide haar vrienden gedag.
He waved the taxi over.
Hij zwaaide de taxi naar zich toe.
2.

wapperen, zwaaien

move something to and fro

:
The flag waved in the wind.
De vlag wapperde in de wind.
She waved her hand to dismiss him.
Ze zwaaide met haar hand om hem weg te sturen.