vein
US /veɪn/
UK /veɪn/
1.
ader, bloedvat
any of the tubes forming part of the blood circulation system of the body, carrying in most cases oxygen-depleted blood toward the heart
:
•
The nurse struggled to find a suitable vein for the injection.
De verpleegster had moeite om een geschikte ader te vinden voor de injectie.
•
Varicose veins are often visible on the legs.
Spataders zijn vaak zichtbaar op de benen.
2.
ader, nerf, streep
a streak or stripe of a different color or texture in wood, marble, or other material
:
•
The marble countertop had beautiful gray veins running through it.
Het marmeren aanrechtblad had prachtige grijze aders die erdoorheen liepen.
•
The wood had a distinct dark vein running down its center.
Het hout had een duidelijke donkere ader die door het midden liep.
3.
inslag, richting, tendens
a particular quality or tendency
:
•
His writing has a humorous vein.
Zijn schrijven heeft een humoristische inslag.
•
The conversation took a more serious vein.
Het gesprek nam een serieuzere wending.