style
US /staɪl/
UK /staɪl/
1.
stijl, mode
a distinctive appearance, typically determined by the principles according to which something is designed.
:
•
The new building has a modern style.
Het nieuwe gebouw heeft een moderne stijl.
•
Her unique fashion style always stands out.
Haar unieke modestijl valt altijd op.
2.
manier, wijze, stijl
a particular procedure by which something is done; a manner or way.
:
•
He writes in a very clear style.
Hij schrijft in een zeer duidelijke stijl.
•
The artist developed his own unique style of painting.
De kunstenaar ontwikkelde zijn eigen unieke schilderstijl.