upshift
US /ˈʌp.ʃɪft/
UK /ˈʌp.ʃɪft/
1.
opschakelen
to change to a higher gear in a vehicle
:
•
He had to upshift quickly to gain speed on the highway.
Hij moest snel opschakelen om snelheid te winnen op de snelweg.
•
The car automatically upshifts when it reaches a certain RPM.
De auto schakelt automatisch op wanneer hij een bepaald toerental bereikt.
2.
opschakelen, verhogen, verschuiven
to increase the level or intensity of something
:
•
The company needs to upshift its marketing efforts to reach more customers.
Het bedrijf moet zijn marketinginspanningen opschakelen om meer klanten te bereiken.
•
We need to upshift our focus from planning to execution.
We moeten onze focus verschuiven van planning naar uitvoering.
1.
opschakeling
an act of changing to a higher gear in a vehicle
:
•
The smooth upshift made the ride more comfortable.
De soepele opschakeling maakte de rit comfortabeler.
•
He felt a slight jerk during the automatic upshift.
Hij voelde een lichte schok tijdens de automatische opschakeling.