unlock
US /ʌnˈlɑːk/
UK /ʌnˈlɑːk/
1.
ontgrendelen, openen
to open something that is locked, or to make it possible to use something that was locked
:
•
I used the key to unlock the door.
Ik gebruikte de sleutel om de deur te ontgrendelen.
•
Can you help me unlock my phone? I forgot the password.
Kun je me helpen mijn telefoon te ontgrendelen? Ik ben het wachtwoord vergeten.
2.
ontrafelen, onthullen
to discover or reveal something that was previously hidden or unknown
:
•
Researchers are trying to unlock the secrets of the universe.
Onderzoekers proberen de geheimen van het universum te ontrafelen.
•
The new evidence could unlock the mystery of the missing artifact.
Het nieuwe bewijs zou het mysterie van het vermiste artefact kunnen ontrafelen.