unfasten
US /ʌnˈfæs.sən/
UK /ʌnˈfæs.sən/

1.
losmaken, ontgrendelen
undo or open the fastening of (something)
:
•
She reached up to unfasten the top button of her dress.
Ze reikte om de bovenste knoop van haar jurk te losmaken.
•
Please unfasten your seatbelt before leaving the aircraft.
Gelieve uw veiligheidsgordel te losmaken voordat u het vliegtuig verlaat.