Betekenis van het woord uniform in het Nederlands
Wat betekent uniform in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
uniform
US /ˈjuː.nə.fɔːrm/
UK /ˈjuː.nə.fɔːrm/
Zelfstandig Naamwoord
1.
uniform
the distinctive clothing worn by members of the same organization or body or by children attending certain schools
Voorbeeld:
•
The police officer was wearing his full uniform.
De politieagent droeg zijn volledige uniform.
•
All students must wear their school uniform.
Alle studenten moeten hun schooluniform dragen.
Bijvoeglijk Naamwoord
1.
uniform, gelijkmatig
remaining the same in all cases and at all times; unchanging in form or character
Voorbeeld:
•
The temperature remained uniform throughout the experiment.
De temperatuur bleef uniform gedurende het experiment.
•
The bricks were laid in a uniform pattern.
De stenen werden in een uniform patroon gelegd.
Leer dit woord op Lingoland