undressed

US /ʌnˈdrest/
UK /ʌnˈdrest/
"undressed" picture
1.

uitgekleed, naakt

without clothes; naked

:
•
The child was undressed and ready for bed.
Het kind was uitgekleed en klaar om naar bed te gaan.
•
She felt vulnerable standing undressed in front of the mirror.
Ze voelde zich kwetsbaar terwijl ze uitgekleed voor de spiegel stond.
:
nakedbarenude
:
dressedclothed
1.

uitgekleed, ontkleed

past tense and past participle of undress

:
•
He quickly undressed and got into bed.
Hij kleedde zich snel uit en ging naar bed.
•
She had already undressed before I arrived.
Ze had zich al uitgekleed voordat ik arriveerde.
:
undress