bare

US /ber/
UK /ber/
"bare" picture
1.

kaal, bloot

without any clothes or coverings

:
•
He walked around with his bare feet on the cold floor.
Hij liep met zijn blote voeten op de koude vloer.
•
The trees were bare in winter.
De bomen waren kaal in de winter.
:
nakedunclothed
:
clothedcovered
2.

minimaal, essentieel

just sufficient; minimal

:
•
They had only the bare necessities to survive.
Ze hadden alleen de hoogst noodzakelijke dingen om te overleven.
•
The room was furnished with only the bare essentials.
De kamer was alleen met de hoogst noodzakelijke spullen ingericht.
:
minimalbasic
:
amplesufficient
1.

ontbloten, blootleggen

uncover (a part of the body or an object) and expose it to view

:
•
He bared his chest to the sun.
Hij ontblootte zijn borst voor de zon.
•
The dog bared its teeth in a snarl.
De hond ontblootte zijn tanden in een grom.
:
uncoverexpose
:
coverconceal
:
barelythe bare bonesbare your heart