naked

US /ˈneɪ.kɪd/
UK /ˈneɪ.kɪd/
"naked" picture
1.

naakt, bloot

without clothes on

:
The baby was running around naked in the garden.
De baby rende naakt rond in de tuin.
He felt completely naked without his glasses.
Hij voelde zich volledig naakt zonder zijn bril.
2.

kaal, bloot, onbedekt

without any covering or protection

:
The tree branches were naked in winter.
De boomtakken waren kaal in de winter.
The wall was left naked after the painting was removed.
De muur bleef kaal nadat het schilderij was verwijderd.
3.

puur, onverbloemd, duidelijk

without disguise or concealment; plain

:
The truth was laid bare in its naked form.
De waarheid werd in haar naakte vorm blootgelegd.
He spoke with naked honesty.
Hij sprak met pure eerlijkheid.