uncouple

US /ʌnˈkʌp.əl/
UK /ʌnˈkʌp.əl/
"uncouple" picture
1.

ontkoppelen, loskoppelen

disconnect (something) from something else, especially a railway carriage or wagon from a train

:
The engineers worked quickly to uncouple the damaged carriage from the rest of the train.
De ingenieurs werkten snel om de beschadigde wagon van de rest van de trein te ontkoppelen.
He had to uncouple the trailer before backing up.
Hij moest de aanhanger ontkoppelen voordat hij achteruitreed.
2.

ontkoppelen, scheiden

separate or disengage (two things) that are joined or associated

:
It's important to uncouple work life from personal life for better well-being.
Het is belangrijk om werk en privéleven te ontkoppelen voor een beter welzijn.
The new policy aims to uncouple economic growth from carbon emissions.
Het nieuwe beleid is gericht op het ontkoppelen van economische groei van koolstofemissies.