tick
US /tɪk/
UK /tɪk/
1.
vinkje, vink
a mark (✓) used to indicate that an item in a list is correct or has been dealt with
:
•
Put a tick next to the items you have completed.
Zet een vinkje naast de items die je hebt voltooid.
•
The teacher put a red tick on my paper.
De leraar zette een rode vink op mijn papier.
2.
tik, getik
a regular short, sharp, clicking sound, especially that made by a clock or watch
:
•
I could hear the steady tick of the grandfather clock.
Ik hoorde de gestage tik van de staande klok.
•
The only sound was the quiet tick of the old wall clock.
Het enige geluid was de zachte tik van de oude wandklok.
3.
teek
a small, wingless, parasitic arachnid that feeds on the blood of mammals, birds, and reptiles
:
•
After the hike, we found a tick on the dog's ear.
Na de wandeling vonden we een teek op het oor van de hond.
•
It's important to check for ticks after spending time outdoors.
Het is belangrijk om op teken te controleren na tijd buiten doorgebracht te hebben.
1.
aanvinken, afvinken
make a mark (✓) on an item in a list or document to indicate that it is correct or has been dealt with
:
•
Please tick the box if you agree.
Gelieve het vakje aan te vinken als u akkoord gaat.
•
I've ticked off all the items on my to-do list.
Ik heb alle items op mijn takenlijst afgevinkt.