tear apart
US /ter əˈpɑːrt/
UK /ter əˈpɑːrt/
1.
uit elkaar scheuren, uit elkaar halen
to separate into pieces by pulling or ripping
:
•
The dog began to tear apart the old cushion.
De hond begon het oude kussen uit elkaar te scheuren.
•
They had to tear apart the engine to find the problem.
Ze moesten de motor uit elkaar halen om het probleem te vinden.
2.
verscheuren, uit elkaar trekken
to cause great distress or emotional pain to someone
:
•
The news of her death tore his family apart.
Het nieuws van haar dood verscheurde zijn familie.
•
The constant arguments began to tear apart their relationship.
De constante ruzies begonnen hun relatie uit elkaar te trekken.