sweep up
US /swiːp ʌp/
UK /swiːp ʌp/

1.
opvegen, vegen
to clean a floor or other surface using a broom or brush
:
•
Could you please sweep up the kitchen floor?
Zou je alsjeblieft de keukenvloer kunnen vegen?
•
After the party, we had to sweep up all the confetti.
Na het feest moesten we alle confetti opvegen.
2.
opvegen, veroveren
to gather or collect something, often quickly or in large quantities
:
•
The police quickly swept up the suspects.
De politie pakte de verdachten snel op.
•
The new product is expected to sweep up a large share of the market.
Het nieuwe product zal naar verwachting een groot deel van de markt veroveren.