supreme
US /suːˈpriːm/
UK /suːˈpriːm/

1.
2.
uitmuntend, opperst
of the highest quality or degree
:
•
The chef prepared a dish of supreme quality.
De chef bereidde een gerecht van uitmuntende kwaliteit.
•
It was an act of supreme courage.
Het was een daad van opperste moed.