sum

US /sʌm/
UK /sʌm/
"sum" picture
1.

som, bedrag

a particular amount of money

:
•
He paid a large sum for the painting.
Hij betaalde een grote som voor het schilderij.
•
The total sum collected was over a thousand dollars.
De totale som die werd ingezameld was meer dan duizend dollar.
:
amounttotalquantityfigurevalue
2.

som, totaal

the total amount resulting from the addition of two or more numbers, amounts, or items

:
•
The sum of 5 and 3 is 8.
De som van 5 en 3 is 8.
•
Calculate the sum of all expenses.
Bereken de som van alle uitgaven.
:
totalaggregatewholeentirety
3.

kern, essentie

the whole amount, quantity, or content of something

:
•
That's the sum of the matter.
Dat is de kern van de zaak.
•
In sum, the experiment was a success.
Kortom, het experiment was een succes.
:
essencegistsubstancesummaryepitome
1.

optellen, berekenen

to find the total of (two or more numbers or amounts) by addition

:
•
Can you sum these figures for me?
Kun je deze cijfers voor me optellen?
•
He quickly summed up the costs.
Hij telde snel de kosten op.
:
addtotalcalculatecomputetally
2.

samenvatten, opsommen

to present the main points of something in a concise way

:
•
She summed up her argument in a few sentences.
Ze vatte haar argument in een paar zinnen samen.
•
The report sums up the findings of the research.
Het rapport vat de bevindingen van het onderzoek samen.
:
summarizerecapitulatecondenseabridgeepitomize
:
sum upsumming-updim sumlump sumzero-sum gamemore than the sum of its parts