spasm

US /ˈspæz.əm/
UK /ˈspæz.əm/
"spasm" picture
1.

spasme, kramp

a sudden, involuntary muscular contraction or convulsive movement

:
The sudden cold water caused a spasm in his leg.
Het plotselinge koude water veroorzaakte een spasme in zijn been.
She experienced a painful muscle spasm in her back.
Ze ervoer een pijnlijke spierspasme in haar rug.
2.

aanval, vlaag

a sudden, brief spell of an activity or emotion

:
He had a sudden spasm of anger.
Hij kreeg een plotselinge aanval van woede.
The market experienced a brief spasm of volatility.
De markt kende een korte periode van volatiliteit.