sign on
US /saɪn ɑːn/
UK /saɪn ɑːn/

1.
2.
beginnen met werken, aantreden
to begin a period of work
:
•
The night shift workers will sign on at 10 PM.
De nachtploegmedewerkers zullen om 22.00 uur beginnen met werken.
•
The crew will sign on early tomorrow morning.
De bemanning zal morgenochtend vroeg beginnen met werken.
3.
zich aanmelden voor een uitkering, stempelen
to register as unemployed to receive benefits
:
•
After losing his job, he had to sign on at the unemployment office.
Nadat hij zijn baan had verloren, moest hij zich aanmelden bij het werkloosheidsbureau.
•
She's been signing on for benefits for six months now.
Ze meldt zich nu al zes maanden aan voor uitkeringen.