sear

US /sɪr/
UK /sɪr/
"sear" picture
1.

schroeien, aanbraden

burn or scorch the surface of (something) with a sudden, intense heat

:
The intense sun began to sear the exposed skin.
De intense zon begon de blootgestelde huid te schroeien.
He quickly seared the steak on both sides to lock in the juices.
Hij schroeide de biefstuk snel aan beide kanten dicht om de sappen vast te houden.
2.

doorboren, branden

(of a pain or feeling) suddenly and intensely painful

:
A sharp pain seared through his leg.
Een scherpe pijn schoot door zijn been.
The memory of the accident seared her mind.
De herinnering aan het ongeluk brandde in haar geheugen.
1.

geschroeid, aangebrand

having the surface burned or scorched

:
The seared edges of the toast were crispy.
De aangebrande randen van de toast waren knapperig.
He examined the seared wound on his arm.
Hij onderzocht de geschroeide wond op zijn arm.