scald
US /skɑːld/
UK /skɑːld/
1.
verbranden, schroeien
to injure with hot liquid or steam
:
•
Be careful not to scald yourself with the boiling water.
Pas op dat je jezelf niet verbrandt met het kokende water.
•
The child accidentally scalded his hand on the hot stove.
Het kind verbrandde per ongeluk zijn hand aan het hete fornuis.
2.
verhitten, opwarmen
to heat a liquid, especially milk, to just below boiling point
:
•
You need to scald the milk before adding it to the recipe.
Je moet de melk verhitten tot net onder het kookpunt voordat je het aan het recept toevoegt.
•
The chef carefully scalded the cream for the dessert.
De chef verhitte de room zorgvuldig voor het dessert.
1.
brandwond, verbranding
an injury caused by hot liquid or steam
:
•
He received a severe scald on his arm from the spilled coffee.
Hij liep een ernstige brandwond op zijn arm op door de gemorste koffie.
•
Apply cold water immediately to a fresh scald.
Breng onmiddellijk koud water aan op een verse brandwond.