run wild
US /rʌn waɪld/
UK /rʌn waɪld/

1.
wild groeien, uit de hand lopen, tekeergaan
to grow or develop without control or limits
:
•
The children were allowed to run wild in the park.
De kinderen mochten wild rennen in het park.
•
His imagination often runs wild when he's writing stories.
Zijn fantasie slaagt vaak op hol als hij verhalen schrijft.