get back
US /ɡɛt bæk/
UK /ɡɛt bæk/

1.
2.
terugkrijgen, terugontvangen
to receive something that you had before or that was taken from you
:
•
I hope to get back the money I lent him.
Ik hoop het geld dat ik hem geleend heb terug te krijgen.
•
She finally got back her stolen phone.
Ze heeft eindelijk haar gestolen telefoon teruggekregen.
3.
terugpakken, wraak nemen
to respond to someone in an aggressive or retaliatory way
:
•
He tried to insult her, but she quickly got back at him with a witty remark.
Hij probeerde haar te beledigen, maar ze pakte hem snel terug met een geestige opmerking.
•
Don't worry, I'll get back at him for what he did.
Maak je geen zorgen, ik zal hem terugpakken voor wat hij heeft gedaan.