lush

US /lʌʃ/
UK /lʌʃ/
"lush" picture
1.

weelderig, overvloedig

growing luxuriantly and profusely

:
The rainforest was filled with lush vegetation.
Het regenwoud was gevuld met weelderige vegetatie.
The garden was a lush green paradise.
De tuin was een weelderig groen paradijs.
2.

luxueus, weelderig

(of a place or thing) rich and luxurious

:
They stayed in a lush hotel suite.
Ze verbleven in een luxueuze hotelsuite.
The restaurant had a lush interior design.
Het restaurant had een weelderig interieurontwerp.
1.

drankorgel, alcoholist

(informal) an alcoholic, especially a habitual one

:
He used to be a real lush before he got sober.
Hij was een echte drankorgel voordat hij nuchter werd.
The old man was known as the town lush.
De oude man stond bekend als de dorpsdrankorgel.