premises
US /ˈprem.ɪ.sɪz/
UK /ˈprem.ɪ.sɪz/
1.
pand, terrein, gebouw
a house or building, together with its land and outbuildings, occupied by a business or used for a particular purpose
:
•
The company is moving to new premises next month.
Het bedrijf verhuist volgende maand naar nieuwe panden.
•
No smoking is allowed on these premises.
Roken is niet toegestaan op dit terrein.
2.
premissen, uitgangspunt, veronderstelling
a previous statement or proposition from which another is inferred or follows as a conclusion
:
•
The argument was based on the premise that all people are equal.
Het argument was gebaseerd op de premissen dat alle mensen gelijk zijn.
•
His entire theory rests on a false premise.
Zijn hele theorie berust op een valse premissen.