pointer
US /ˈpɔɪn.t̬ɚ/
UK /ˈpɔɪn.t̬ɚ/
1.
aanwijsstok, pointer
a long, thin stick used for pointing to things on a map, board, or screen
:
•
The teacher used a pointer to highlight the important parts of the diagram.
De leraar gebruikte een aanwijsstok om de belangrijke delen van het diagram te markeren.
•
The laser pointer is great for presentations.
De laserpointer is geweldig voor presentaties.
2.
tip, aanwijzing
a piece of advice or a useful suggestion
:
•
Can you give me some pointers on how to improve my writing?
Kun je me wat tips geven over hoe ik mijn schrijven kan verbeteren?
•
He gave me a few useful pointers before the interview.
Hij gaf me een paar nuttige tips voor het interview.
3.
pointer, staande hond
a breed of large hunting dog with a smooth coat, bred to point at game
:
•
The hunter's pointer dog stood perfectly still, indicating the presence of game.
De pointer van de jager stond perfect stil en gaf de aanwezigheid van wild aan.
•
We saw a beautiful English Pointer at the dog show.
We zagen een prachtige Engelse Pointer op de hondenshow.