plug in
US /plʌɡ ɪn/
UK /plʌɡ ɪn/

1.
inpluggen, aansluiten
to connect an electrical device to a power source or another device by inserting a plug into a socket
:
•
Don't forget to plug in your phone before you go to bed.
Vergeet niet je telefoon in te pluggen voordat je naar bed gaat.
•
Can you plug in the lamp for me?
Kun je de lamp voor me inpluggen?
2.
betrekken, aansluiten bij
to involve someone in an activity or group
:
•
We need to plug in more volunteers for the event.
We moeten meer vrijwilligers betrekken bij het evenement.
•
The new employee quickly plugged in to the team's workflow.
De nieuwe medewerker haakte snel aan bij de workflow van het team.