Betekenis van het woord plank in het Nederlands
Wat betekent plank in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
plank
US /plæŋk/
UK /plæŋk/

Zelfstandig Naamwoord
1.
plank, balk
a long, thin, flat piece of timber, used especially in building and flooring
Voorbeeld:
•
The carpenter cut a long plank for the new deck.
De timmerman zaagde een lange plank voor het nieuwe terras.
•
They walked the plank to board the ship.
Ze liepen over de plank om aan boord van het schip te gaan.
2.
punt, beginsel, programmapunt
a fundamental point of a political or other program
Voorbeeld:
•
One of the main planks of his campaign was tax reform.
Een van de belangrijkste punten van zijn campagne was belastinghervorming.
•
The party's platform included several new planks on environmental protection.
Het partijprogramma bevatte verschillende nieuwe punten over milieubescherming.
Werkwoord
1.
bekleden met planken, planken
to lay, cover, or support with planks
Voorbeeld:
•
They decided to plank the floor with oak.
Ze besloten de vloer met eikenhout te bekleden.
•
The workers will plank the bridge next week.
De arbeiders zullen de brug volgende week bekleden met planken.
2.
planken
to perform the plank exercise
Voorbeeld:
•
She can plank for over five minutes.
Ze kan langer dan vijf minuten planken.
•
Let's plank for a minute to strengthen our core.
Laten we een minuut planken om onze core te versterken.
Leer dit woord op Lingoland