oppose
US /əˈpoʊz/
UK /əˈpoʊz/
1.
zich verzetten tegen, tegenwerken
disapprove of and attempt to prevent, especially by argument
:
•
Many people oppose the new policy.
Veel mensen verzetten zich tegen het nieuwe beleid.
•
She will oppose any attempt to reduce funding.
Zij zal elke poging om de financiering te verminderen tegenwerken.
2.
tegenover plaatsen, tegenoverstellen
place (something) in opposition to something else
:
•
The two armies were opposed to each other across the river.
De twee legers stonden tegenover elkaar aan de overkant van de rivier.
•
He opposed his pawn to my knight.
Hij plaatste zijn pion tegen mijn paard.