defense
US /dɪˈfens/
UK /dɪˈfens/
1.
verdediging, bescherming
the action of defending from or resisting attack
:
•
The city's defense against the invaders was strong.
De verdediging van de stad tegen de indringers was sterk.
•
He came to her defense when she was criticized.
Hij kwam haar verdedigen toen ze bekritiseerd werd.
2.
verdediging, pleidooi
the case presented by or on behalf of the party accused of a crime
:
•
The lawyer presented a strong defense for his client.
De advocaat presenteerde een sterke verdediging voor zijn cliënt.
•
The prosecution tried to undermine the defense's arguments.
De aanklager probeerde de argumenten van de verdediging te ondermijnen.
3.
verdediging, achterhoede
the players in a team who are trying to prevent the other team from scoring
:
•
Our team's defense was impenetrable in the second half.
De verdediging van ons team was ondoordringbaar in de tweede helft.
•
He plays defense for the national soccer team.
Hij speelt in de verdediging voor het nationale voetbalteam.