now and again
US /naʊ ənd əˈɡen/
UK /naʊ ənd əˈɡen/

1.
af en toe, nu en dan
sometimes but not often; occasionally
:
•
I like to visit my old friends now and again.
Ik bezoek mijn oude vrienden graag af en toe.
•
He still thinks about his hometown now and again.
Hij denkt af en toe nog aan zijn geboorteplaats.