nourish
US /ˈnɝː.ɪʃ/
UK /ˈnɝː.ɪʃ/

1.
2.
koesteren, onderhouden
keep (a feeling or belief) in one's mind, typically for a long time
:
•
She secretly nourished a hope of becoming a writer.
Ze koesterde in het geheim de hoop om schrijfster te worden.
•
He nourished a deep resentment against his former boss.
Hij koesterde een diepe wrok tegen zijn voormalige baas.