Betekenis van het woord minister in het Nederlands

Wat betekent minister in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

minister

US /-stɚ/
UK /-stɚ/
"minister" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

minister

a head of a government department in a parliamentary democracy

Voorbeeld:
The Prime Minister announced new policies.
De premier kondigde nieuw beleid aan.
She was appointed as the Minister of Education.
Ze werd benoemd tot minister van Onderwijs.
2.

dominee, predikant

a member of the clergy, especially in Protestant churches

Voorbeeld:
The minister delivered a powerful sermon.
De dominee hield een krachtige preek.
She consulted with her local church minister.
Ze raadpleegde haar plaatselijke kerkdominee.

Werkwoord

1.

verzorgen, dienen

to attend to the needs of (someone)

Voorbeeld:
The nurses ministered to the sick.
De verpleegkundigen verzorgden de zieken.
He ministered to the spiritual needs of his congregation.
Hij voorzag in de spirituele behoeften van zijn gemeente.
Leer dit woord op Lingoland