mentor
US /ˈmen.tɔːr/
UK /ˈmen.tɔːr/

1.
mentor, raadgever
an experienced and trusted adviser
:
•
She found a great mentor who guided her through her career.
Ze vond een geweldige mentor die haar door haar carrière leidde.
•
He acted as a mentor to many young artists.
Hij fungeerde als mentor voor veel jonge kunstenaars.
1.
mentoren, begeleiden
to advise or train someone, especially a younger colleague
:
•
She was asked to mentor the new employees.
Haar werd gevraagd de nieuwe medewerkers te mentoren.
•
He spends his free time mentoring students.
Hij besteedt zijn vrije tijd aan het mentoren van studenten.