make do

US /meɪk duː/
UK /meɪk duː/
"make do" picture
1.

het doen met, rondkomen met

manage with the limited means or resources available

:
We'll have to make do with what we have.
We zullen het moeten doen met wat we hebben.
They had to make do with a small apartment.
Ze moesten het doen met een klein appartement.