land

US /lænd/
UK /lænd/
"land" picture
1.

land, grond

the part of the earth's surface that is not covered by water, as opposed to the sea or the air

:
The ship finally reached land after a long journey.
Het schip bereikte eindelijk land na een lange reis.
They decided to explore the new land.
Ze besloten het nieuwe land te verkennen.
2.

grond, perceel

an area of ground, especially when used for a particular purpose such as farming or building

:
The farmer bought more land to expand his crops.
De boer kocht meer land om zijn gewassen uit te breiden.
They are planning to build a new house on that piece of land.
Ze zijn van plan een nieuw huis te bouwen op dat stuk grond.
3.

land, natie

a country or state

:
He traveled to a foreign land.
Hij reisde naar een vreemd land.
This is my native land.
Dit is mijn geboorteland.
1.

landen, neerlaten

to come down and rest on the ground or another surface after moving through the air

:
The plane will land in an hour.
Het vliegtuig zal over een uur landen.
The bird landed softly on the branch.
De vogel landde zachtjes op de tak.
2.

bemachtigen, krijgen

to succeed in getting or achieving something desirable

:
She finally landed her dream job.
Ze landde eindelijk haar droombaan.
He managed to land a big contract.
Hij slaagde erin een groot contract te bemachtigen.