sea

US /siː/
UK /siː/
"sea" picture
1.

zee

the expanse of salt water that covers most of the earth's surface and surrounds its landmasses

:
The ship sailed across the vast sea.
Het schip zeilde over de uitgestrekte zee.
We spent our vacation by the sea.
We brachten onze vakantie door aan zee.
2.

meer

a large area of fresh water; a lake

:
The Caspian Sea is actually the world's largest inland body of water.
De Kaspische Zee is eigenlijk het grootste binnenwater ter wereld.
They sailed their small boat on the Dead Sea.
Ze zeilden met hun kleine bootje op de Dode Zee.
3.

zee, grote hoeveelheid

a large amount or number of something

:
There was a sea of faces in the crowd.
Er was een zee van gezichten in de menigte.
He inherited a sea of troubles from his predecessor.
Hij erfde een zee aan problemen van zijn voorganger.