intimate
US /ˈɪn.tə.mət/
UK /ˈɪn.tə.mət/

1.
intiem, vertrouwelijk
closely acquainted; familiar, close
:
•
They shared an intimate dinner.
Ze deelden een intieme maaltijd.
•
They are intimate friends.
Ze zijn intieme vrienden.
2.
privé, persoonlijk
private and personal
:
•
She shared her most intimate thoughts with him.
Ze deelde haar meest intieme gedachten met hem.
•
The diary contained her intimate feelings.
Het dagboek bevatte haar intieme gevoelens.