intent

US /ɪnˈtent/
UK /ɪnˈtent/
"intent" picture
1.

intentie, bedoeling, doel

the purpose or aim of an action or a person's behavior

:
Her intent was to finish the project on time.
Haar intentie was om het project op tijd af te ronden.
The law's true intent is to protect consumers.
De ware bedoeling van de wet is om consumenten te beschermen.
1.

vastbesloten, geconcentreerd, oplettend

determined to do something or achieve something

:
She was intent on proving her innocence.
Ze was vastbesloten haar onschuld te bewijzen.
He was intent on listening to every word.
Hij was geconcentreerd op het luisteren naar elk woord.