hit on
US /hɪt ɑːn/
UK /hɪt ɑːn/

1.
aanversieren, flirten met
to make sexual advances toward someone
:
•
He tried to hit on her at the bar.
Hij probeerde haar aan te versieren in de bar.
•
She didn't like it when he started to hit on her.
Ze vond het niet leuk toen hij haar begon aan te versieren.
2.
vinden, ontdekken
to suddenly discover or think of something
:
•
I think I've hit on a solution to the problem.
Ik denk dat ik een oplossing voor het probleem gevonden heb.
•
They finally hit on a way to make the process more efficient.
Ze vonden uiteindelijk een manier om het proces efficiënter te maken.