have on
US /hæv ɑːn/
UK /hæv ɑːn/

1.
aanhebben, dragen
to be wearing something
:
•
She has on a beautiful dress.
Ze heeft een mooie jurk aan.
•
What do you have on for the party tonight?
Wat heb je aan voor het feest vanavond?
aanhebben, dragen
to be wearing something