haunt
US /hɑːnt/
UK /hɑːnt/

1.
plek, ontmoetingsplek, stamkroeg
a place frequented by a specified person or group of people
:
•
The old pub was his favorite haunt.
De oude pub was zijn favoriete plek.
•
This cafe is a popular haunt for artists.
Dit café is een populaire ontmoetingsplek voor kunstenaars.
1.
achtervolgen, spoken
(of a ghost) manifest itself at (a place) regularly
:
•
The old mansion is said to be haunted by a friendly ghost.
Het oude landhuis wordt gezegd achtervolgd te worden door een vriendelijke geest.
•
The abandoned hospital is rumored to be haunted.
Het verlaten ziekenhuis zou achtervolgd worden.
2.
achtervolgen, kwellen, plagen
(of a memory, image, or feeling) recur persistently in the mind of (someone) in a troubling way
:
•
The memories of the war continued to haunt him.
De herinneringen aan de oorlog bleven hem achtervolgen.
•
The image of her face would forever haunt his dreams.
Het beeld van haar gezicht zou zijn dromen voor altijd achtervolgen.